Aan de vooravond van de religieuze roerselen die zouden ontaarden in de meest succesvolle ketterij na die van Jezus – de Reformatie – schilderde 'duivelskunstenaar' Jeroen Bosch (circa 1450-1516) afschrikwekkende, vermanende, religieuze en humoristische taferelen. Er zijn enge demonen, gebochelde schepsels prikken elkaar met rieken, een gedrocht met vogelkop kijkt toe hoe verdoemden gefolterd worden op muziekinstrumenten en ergens steekt een mannetje bloemen in het rectum van een ventje.
Het oeuvre van Bosch wordt vaak getypeerd als een reeks triptieken en schilderijen vol met vreemde en moeilijk te interpreteren want irrationele beelden. Voor ons misschien, want de tijdgenoten van Bosch weten maar al te goed wat zijn monsters en chimères moeten voorstellen. Het zijn beelden die geen mens ooit heeft gezien, maar wel van heeft gehoord of gedroomd, vanaf de kansel of in de bedstede.
Ik moest aan Jeroen Bosch denken toen ik opnieuw schilderijen van Ton de Kruijk (1951) onder ogen kreeg. Kenmerkend voor beide schilders is dat hun figuren en objecten samenvloeien met de omgeving én niet een-twee-drie te identificeren én niet meteen te ontwaren zijn, maar dat ze wel deel uitmaken van een hermetisch geheel, vol persoonlijke allegorieën en rijke gedachten. Bovendien schuilen er betekenissen achter.
Er is meer.
'Ton De Kruijk schept net als Jeroen Bosch beelden die geen mens
ooit heeft gezien, maar misschien wel van heeft gehoord of gedroomd'.
Bosch' componeert meestal een middelpunt waaromheen van alles gebeurt, zie De Tuin der Lusten (1510-1515) en De triomftocht van de Hooiwagen (circa 1500). Eenzelfde opzet zien we doorgaans bij De Kruijk. Maar ze excelleren ook buiten het midden, waar het kennelijk wat abstracter mag of kan. Daar wordt het wervelend, wisselen snelle en korte penseelstreken elkaar af, beweegt en rolt het, en geven flitsende verftippen licht.
Sta bijvoorbeeld eens stil bij het element 'De Val van de Opstandige Engelen', bovenaan op het linker zijluik van Bosch' triptiek Het Laatste Oordeel (1482). De in monsters veranderende engelen dalen te midden van helle regenwolken af naar de paradijselijke tuin waar een ophanden zijnde beet uit een appel de Zondeval leven inblaast. Kijk daarna naar De Kruijks Liplezen (2011) en zie dezelfde dynamiek van bijna dezelfde rondvliegende figuren. Of vergelijk de goddelijke figuur met het personage dat haast over het geheel heen valt op Speerpunt (2014). Hij draagt een pauselijke hoed (sic) en onder zijn uitgestrekte armen of vleugels ontvouwen zich bruisende taferelen, alsof je blijvend naar een geopende centrifuge kijkt.
Jeroen Bosch / Ton de Kruijk ‘De Val van de Opstandige Engelen’, Het Laatste Oordeel, detail, linker zijluik/ Speerpunt, detail
Uiteraard zijn er ook verschillen. De Kruijk voegt meestal onbestemde personen toe, terwijl Bosch zich vanzelfsprekend aan de mores van zijn tijd houdt en opperwezens of heiligen centraal stelt. Maar we moeten niet vergeten dat beide schilders stevig gebruikmaken van hun fantasie en telkens een eigen wereld scheppen. Daarin speelt ook het landschap een serieuze rol. Dat is niet alleen bedoeld als sokkel voor het beeld, het is een gelijkwaardig onderdeel van de compositie, het draagt bij aan de sfeer en ondersteunt of weerspiegelt de betekenis. ‘Het landschap moet een katalysator zijn, geen doel op zichzelf’, aldus De Kruijk in 2003.
Ton de Kruijk - Bark
Jeroen Bosch - De verzoeking van de Heilige Antonius, detail, midden luik
Niets is dus zomaar aangebracht of verbeeld, maar een betekenis of bedoeling ligt er nooit dik bovenop. Dat leidt vaak tot aannames die niet helemaal houdbaar zijn. Zo werden de monsters van Bosch ooit als volgt omschreven: ‘De monsters verschijnen in de spookachtige belichte ruimte met de scherpte van droombeelden. Hun bewegingen en gedaanten doen ons geloven in een werkelijkheid, die buiten de onze zou kunnen bestaan’. Deze typering is echter raker voor het werk van De Kruijk. ‘Een werkelijkheid die buiten de onze zou kunnen bestaan’, daar is het hem juist en wél om te doen. Bosch’ belangrijkste doel is immers de verbeelding van christelijke normen en waarden die de aanschouwer moeten aansporen zich verre van de zonde te houden. Hij richt zich op het zo goed en allegorisch mogelijk verbeelden van een werkelijkheid die wordt beloofd en geloofd, terwijl De Kruijk ruimte biedt aan verschillende werkelijkheden door figuren en objecten ook te laten samenvloeien tot iets nieuws, tot ze gespiegeld andere beelden opleveren, andere betekenissen. Daar heeft zijn beroemde voorganger totaal geen boodschap aan, maar Bosch’ droombeelden en nachtmerrieachtige wezens maken onbedoeld de weg vrij voor interpretatie, waardoor hij toch op hetzelfde plaveisel als De Kruijk terechtkomt.
'De Kruijk biedt ruimte aan verschillende werkelijkheden door figuren en objecten ook te laten samenvloeien tot iets nieuws, tot ze gespiegeld andere beelden opleveren'.
Parallellen zijn ook aanwezig in details. Een van Bosch bekendste maar moeilijkste te verklaren figuur is de schaatsende postbodevogel, rechtsonder te zien op het linker zijluik van de triptiek De verzoeking van de Heilige Antonius (1501 of later). Vergelijkbare gestaltes bevinden zich op De Kruijks schilderij Prikkieplu (2009). Het ene figuurtje prikt in de onderbuik van een ander personage, de plek voor lust en onlust, voor hebzucht, gramschap en xenofobie, de 'onderbuikgevoelens'. Tegelijkertijd beschermt hij zich met een paraplu, terwijl de ander dat doet met een schild. De schaatsende postbodevogel met trechter op het hoofd en een brief in de snavel lijkt op deze 'Prikkieplu's'; hij brengt een moraliserende boodschap, neemt zichzelf echter niet erg serieus, en we weten niet precies wat zijn bedoeling is.
Ton de Kruijk / Jeroen Bosch
Prikkieplu, detail/ De Verzoeking van de heilige Antonius, detail, linker zijluik
De schaatsende postbodevogel – met vele andere monsters van Bosch - is intussen losgezongen van zijn context, want in vele musea verkrijgbaar als plastiek speelpoppetje. De symboliek en betekenis doen er niet meer toe, het is alleen een gek geinig grappig vogeltje. De Kruijk heeft dit onbewust goed gezien. Zijn werk bevat beelden die in oorsprong niet los kunnen worden gezien van hun omgeving, maar paradoxaal opzichzelfstaand een eigen leven kunnen leiden of verschillende betekenissen kunnen hebben. In Prieel (2010) staat de allerkleinste enclave in het paradijs centraal, maar dat tuinhuisje is tot aan de nok gevuld met een geordende chaos waaruit wij vrijelijk mogen putten, tenminste, als het mannetje met de varkenskop het goed vindt…
Ton de Kruijk Prieel, detail / Zotte Pier, detail / De wandeling, detail
Jeroen Bosch ‘Monster met vogelkop’, Tuin der Lusten, detail, rechter zijluik / Kruisdraging, detail
Maar vrijblijvend is het bij deze schilders nooit. De Kruijk is namelijk niet alleen bezig met de ontdekking van verborgen hersenschimmen of nog niet eerder ontsloten voorstellingen, hij is ook op zoek naar de erkenning ervan. Dat andere werkelijkheden mogelijk zijn of al bestaan en dat je ze ontdekt door simpelweg een ander standpunt in te nemen. Bosch toont zijn publiek de voltooide realiteit op aarde en de gevolgen ervan in de hemel of hel. Anders gezegd, bij De Kruijk doen we zonder al te veel gevolgen mee aan de voorstelling, bij Bosch krijgen we te zien wat ons sowieso te wachten staat.
'Alsof je blijvend naar een geopende centrifuge kijkt'
De talloze verschillen tussen Jeroen Bosch en Ton de Kruijk wegen niet op tegen de vele overeenkomsten. Ondanks het tijdsverschil van ruim vijf eeuwen, en indachtig alle reserves die daarbij horen, is De Kruijk met recht een navolger van Bosch te noemen. Niet alleen qua compositie, techniek en kleurgebruik, maar ook omdat je uren naar hun werk kunt kijken. Niet alleen omdat er wel degelijk een bedoeling achter hun werk schuilt, maar ook omdat die verpakt zit in fantastische, zinderende, hallucinerende en tot onze verbeelding sprekende beelden.
Anton Kos
(mediëvist)
Ton de Kruijk, Liplezen
Literatuur
Belting, H., Hieronymus Bosch: Garden of Earthly Delights (2de druk, München/New York 2005).
Cazemier, M., Hiëronymus Bosch, rond 1450-1516. Tussen hemel en hel (Keulen 2011).
Dixon, L.S., Bosch (Londen 2003).
Duby, G., De kathedralenbouwers. Portret van de middeleeuwse maatschappij 980-1420 (Amsterdam 1984).
Gibson, W., Hieronymus Bosch (Londen 1985).
Gombrich, E.H., The Story of Art (15de druk, Oxford 1989).
Kos, A., ''Wie de diepte in wil, hoeft niet ver te reizen'. Een interview met kunstschilder Ton de Kruijk', Tussen Vecht en Eem. Tijdschrift voor regionale geschiedenis, 4/2003, 176-184.
Luttervelt, R. e.a., Middeleeuwse kunst der Noordelijke Nederlanden – catalogus jubileumtentoonstelling 150 jaar Rijksmuseum 28 juni-28 september 1958 (Amsterdam 1958).