Een interview met kunstschilder Ton de Kruijk
Anton Kos
De Bussumse kunstschilder Ton de Kruijk kent een belangrijke en bepalende inspiratiebron: het Gooi. Op zijn fiets peddelt hij steeds dezelfde rondjes, onderwijl de beelden van de streek in zich opnemend om daarna geïnspireerd aan het werk te gaan. Zijn schilderijen zijn gebaseerd op landschappen in een zeer ruime betekenis. Uiteindelijk ontstaat er een abstract beeld, waarin het oorspronkelijke landschap niet meer te herkennen is. Tussen Vecht en Eem besloot de schilder een interview af te nemen. Bij binnenkomst in zijn galerie en huis wordt je direct getrakteerd op zijn werken, die een ogenschijnlijk archaïsche sfeer oproepen.
Zou men je werk kunnen duiden als moderne 'oude' kunst?
Ja precies. Toen een bekende eens naar mijn werk kwam kijken kreeg ik het volgende te horen: 'Is het omwille van die kleuren dat ik aan oude kunst moet denken? Als je die kleuren zou veranderen, zou je zeggen dat het om moderne kunst gaat.' Dat is het eerste gegeven. Het tweede is het ambachtelijke. Ik heb het ambachtelijke hoog. Ik schilder zoals de oude meesters schilderden, maar ik maak gebruik van moderne technieken. In plaats van tempera gebruik ik acrylverf.
Eén van de redenen dat ik hier ben, is natuurlijk je onderwerpen. Die gaan veel over het Gooi of Gooise zaken, zowel het hedendaagse als het verleden. Is dat altijd zo geweest?
Ja, altijd. Onvermijdelijk. Ik woonde in de Jan van Galenstraat in Huizen, dat is vlakbij het bos. Van kindsbeen af wandelde ik het bos in, ging ergens zitten en begon te tekenen of schetsen. Dat beviel me het beste. Het landschap. Ik kan het ook het beste, landschappen schilderen. In feite een riskante onderneming heden ten dage, want landschapsschilders worden niet erg hoog geschat, tenminste de traditionele landschapsschilders.
Zie je jezelf als een traditionele landschapschilder?
Nee. De Haagse school, Apol en Mauve, het zijn prachtige schilders die fraaie werken afleverden, ambachtelijk heel goed. Dat is nog steeds de standaard. Voor mij is het landschap meer een inspiratiebron. Ik put uit het landschap, maar dat ontgaat veel mensen. Het landschap hoeft ook niet noodzakelijkerwijs een landschap te wezen; het is het landschap van mijn geest, mijn ziel. Van mijn ervaringen, de weerspiegeling en de neerslag ervan. In feite is dat de functie van het landschap. Ik schilder een boom niet naar de werkelijkheid, dat vind ik niet interessant. Dat hebben velen voor mij al gedaan en veel beter, of beter, veel geestdriftiger. En ik ken die werken, dus zou ik teveel invloed ondervinden indien ik op die manier zou werken.
Zou je dan ook naar de waterleidingduinen kunnen gaan? Wat zorgt ervoor dat het Gooi zo tot je verbeelding spreekt?
Ja. Dat heb ik ook gedaan. Maar het heuvelachtige van het Gooi, de geschiedenis, van zowel het land als het water, gaf en geeft toch vaak de doorslag het hier te zoeken. Dat het eerst Zuiderzee was, daarna IJsselmeer en dan Gooimeer. Dat vind ik fascinerend, zoals de oorspronkelijke kliffenkust. Die zie je in het schilderij Gooise Kust, daar sta je met je rug naar het water en kan het zo geweest zijn. Het zijn geen exacte duidingen, meer zoals ik het mij herinner of denk dat het zo geweest is. Als ik aan de Naarder Eng denk, en ik fiets er naartoe vanuit Naarden naar Huizen, via dat verharde fietspad, dan zou ik het toch schilderen naar mijn herinnering. Zodra je bij Oud Naarden bent, zie je de idioterie aan de overkant, de toren van Koolhaas [Almere]. Ik ontwijk die dingen.
Vind je het dissoneren?
Ik weet het niet. Ik kijk er eigenlijk altijd langs. Als ik naar de overkant kijk, denk ik goh wat raar. Vroeger zag ik de horizon, als ik nu kijk, zie ik Almere. En dan herinner ik me hoe het was. Ik zag geen horizon, maar de horizon van dood water. Het was geen zee. Generaties voor mij zag men de Zuiderzee. Het verplaatst zich constant door de tijd. En dan zou ik liever willen dat het nog de Zuiderzee was, in plaats van het gebouw van Koolhaas te ontwaren.
Is dat een nostalgisch of romantisch gevoel?
Een romantisch gevoel. Vroeger was niet alles beter. Het landschap zou voor mij interessanter zijn geweest als ik in 1917 daar stond. Ik stel me dat wel eens voor. Een ruigere natuur, immers een zeeklimaat, je had zee, die kliffenrots, Naarden, de oude dorpen waaronder het schildersdorp Laren, de heiden en de meenten, je had alles bij elkaar, geconcentreerd op een kleine plek. Dat idee, ergens heb ik het gevoel dat ik daar naar zoek. Ik vind dat natuurlijk niet, maar soms wel een klein deeltje of dingetje. En dan blijkt dat ik niet alleen daar naar zoek, maar ook naar dingen die verloren zijn geraakt, of die ik zelf verloren heb.
En wat we gewonnen hebben? De welvaart, huisvesting, nieuw land. Dat ontwijk je ook of besef je dat sommige ingrepen bittere noodzaak waren?
Ten dele. Ik heb mijn bedenkingen. Neem nu het concept 'nieuw' land. Bijvoorbeeld de Markerwaard. Van dat water land maken is onzin. Er is genoeg 'nieuw' of 'oud' land die je zou kunnen benutten om de gestelde doeleinden te vervolmaken. Wat men in de Flevopolder nu doet, zou gemakkelijk ook elders gedaan kunnen worden. Nederland werd en wordt teveel als een plas water gezien. Dat zag je in Zeeland, dat zag je met de afsluitdijk. Om de overgebleven plas water zet je een paar molens, poldert de boel in, en dan ben je van het gelazer af en het kost het minste. De strijd tegen het water, we zijn de grote polderaars. De grandeur van ons volk.
Durf je het als hebzucht te kwalificeren? Dat inpolderen en die voortdurende strijd tegen het water?
Ik weet niet precies wie er zijn voordeel mee doet, anders dan de landbouw en de 'economie'. Als je weer zo een polder erbij hebt, moet er ook van alles op gebeuren. Er is voor veel mensen veel te halen en die lobbyen natuurlijk het hardst. Je kunt het ze niet kwalijk nemen. Zodra ergens een kluif te bemachtigen is, staan ze vooraan.
Dat engagement. Dat zie je minder sterk in je werk terug.
Ja, dat zie je minder terug dan voorheen. Op een ander manier weer wel. Ontwijkend, ik stel mijn eigen wereld samen.
Dat is al betrokkenheid genoeg.
Ja, ik laat zien wat het voor mij betekende en betekent, wat het Gooi voor mij doet.
Vind je jezelf een 'Gooise' kunstenaar?
Nee. Je hebt de Haagse school, je hebt landschapsschilders, maar er is geen Gooise school. Ik zou daar ook niets mee hebben. Ik sta teveel op mijzelf om ergens onderdeel van te zijn. Ik voel ook weinig verwantschap met landschapsschilders, omdat ik er toch iets anders mee doe. Ik moet iets aan het landschap toevoegen, iets wat er misschien niets mee te maken heeft. Dat kan uit mijn eigen omgeving komen, of uit mijn denkwereld of gevoel. Het landschap moet een katalysator zijn, geen doel op zichzelf.
En dat levert vervormingen op. Het verweeft zich.
Ja. In feite kan je een boom schilderen als een boom...maar als je de kleur verandert, dan wordt het iets totaal anders. De textuur van een boom, groene bladeren bruine stam, daar maken onze hersenen direct een boom van. Zwart en wit in het groen, dat is altijd een koe in een weiland. Als je dat verandert, andere kleuren, vormen, dan levert het iets anders op.
Waarom ben je een galerie begonnen?
Op een gegeven moment merk je dat je het zelf moet doen. Als ik de provincie inging, naar galeries of kunstuitlenen, dan kreeg ik te maken met de geforceerde opvatting om zo min mogelijk provinciaal te zijn en zo veel mogelijk stedelijk. De omgekeerde wereld dus. Ofwel ik kon mijn werk niet goed kwijt. Dus begon ik mijn eigen galerie.
Je geeft ook les. Hoe gaat dat?
Mijn leerlingen leer ik landschappen schilderen zoals ze dat deden in de negentiende eeuw, begin twintigste. Soms vragen ze wel eens 'hoe doe jij dat dan?' Dan laat ik ze een poos in mijn idioom schilderen, en na verloop van tijd schilderen ze alles weg. Vlekken. Wat ik dan van waarde vind, vinden ze niet interessant genoeg. Ze streven een ander doel na. En dat is ook goed. Het is veel leuker om ze gereedschappen te geven waarmee ze eigen werk kunnen maken, dan dat zij mij imiteren.
Je neemt ze ook mee naar buiten. Wat zijn de favoriete plekken?
Het sluisje bij Eemnes, maar ik sta ook vaak bij de waaiers. Melkunie heeft daar zijn spotje nog opgenomen, met die koe op een motor. Daar staat een boom en die boom is trekpleister voor vogels. Die hele dikke laag vogelgeluiden daaromheen, dat is zo verschrikkelijk mooi in al zijn eenvoud.
Als je de mainstream kunst bekijkt, dan zie je dat het werk wat jij maakt daar niet toe behoort. Daarin wordt toch veel meer abstract gewerkt.
Ja, wat ik net al zei. Als je landschappen schildert of iets wat daarop lijkt, dan wordt het gezien als truttig. Niet velen malen erom, maar ik zou er niet aan moeten denken wat anders te doen. Eigentijdse onderwerpen, soms controversieel, zoals verkrachtingen in concentratiekampen, daar heb ik niets mee. Het is schokkend, maar de schok die door cultureel Nederland gaat is wat mij betreft de verkeerde.
Ik vraag het ook omdat Tussen Vecht en Eem of De Vereniging Vrienden van het Gooi, en andere lokaalhistorische clubs ook altijd last hebben van hun truttige imago.
Het is onzin. Als je goed nadenkt dan is landschap het belangrijkste wat je om je heen hebt. En omdat links te laten liggen vanwege pseudo – artistieke opvattingen, dat maakt eerder spotlust los. Ik doe eigenlijk hetzelfde wat historici doen die zich bezighouden met de eigen omgeving, maar dan artistiek. Ik probeer een andere waarheid te vinden. Daar jaag ik achterna. Beelden, die misschien niet historisch juist zijn, maar gevoelsmatig bij me passen.
Als je naar je werk kijkt, dan zie je nogal verschil in stijl. Bijvoorbeeld het schilderij Bantam. Je ziet een rijstveld. Het is afwijkend van het werk Gooise kust.
Dat komt door het onderwerp, de naam, Bantam. Als ik daar rondloop, dan kan ik er niet omheen dat daar mensen woonden die rijk zijn geworden in Indonesië. Je legt dat er gewoon overheen. Eraan voorbij gaan lukt niet. Het exotische, van vooral de naam. Dan komt zo een rijstveld als vanzelf op.
In je meest recente werk lijkt het alsof je de ruimtes 'dicht' schildert, in plaats van bijvoorbeeld het meer open Walden.
Voorheen schilderde ik de figuren los van de achtergrond en liet ze meer op zichzelf staan. Nu doe ik dat niet meer. Wat ik nu probeer, is het zo te schilderen, dat het werk niet meer in delen kan worden opgeknipt. Het is minder expliciet, en daarom impliciet interessanter. Je moet er misschien wat langer naar kijken. Het is constant in beweging, want het eigenaardige van mijn recente werk is dat het een stilstaand vlak is, maar voortdurend in beroering blijft. Alle fragmenten bij elkaar vormen een nieuwe werkelijkheid, steeds weer. Het laat heel veel ruimte over voor interpretatie. Vroeger schilderde ik het helemaal uit, nu geef ik een aanzet, een fragment, en laat het aan de aanschouwer over.
Terugkomend op het zojuist genoemde Walden. Dat lijkt een meer historisch getint werk. Dat figuurtje onderin?
Er was hier in Bussum een project opgezet ter gelegenheid van 100 jaar Walden. Mijn werk vond daarin geen plaats, te conventioneel. Ze hadden dozen gemaakt en in die dozen zaten dingen die met de kolonie Walden te maken hebben gehad. Ik ben wezen kijken. Erg interessant. Ik was helemaal niet van plan een schilderij over Walden te maken, maar ik zat in het stichtingsbestuur en dus verdiepte ik mij erin. Zodoende doken die figuraties op. En ik vond het leuk. De figuur onderin is mijn commentaar op Frederik van Eeden cum suis. Met het gezicht naar de horizon, de ideologie hoog in de bol, en wat voor hun voeten gebeurde, dat zagen ze niet. Ze deden iets na, het was bedacht en niet oorspronkelijk genoeg. Gedoemd om te mislukken dus.
Want?
Alles wordt heel erg goed nagedaan, en de bronnen die gebruikt worden tracht men zoveel mogelijk te verdoezelen. De vondsten en vindingen worden eigen gemaakt. Frederik van Eeden deed dat ook. Misschien niet eens bewust. Wellicht hebben anderen hem tot inspirator of leider van een namaakkolonie benoemd. En een nabootsing heeft nooit de kracht van het origineel. Dat zoiets mislukt, dat hale je de koekkoek. En de onderknuppels zijn de pineut. Overigens, kijk eens naar Delfts blauw. Komt uit China en wat doen wij? We schilderen een molentje erop. Het gaat erom dat ik het wil weten. En als iets wordt nagebootst, waarom dan vaak zo slecht?
Dus je gaat voordat je aan zo een werk begint op onderzoek uit. Rond je dat eerst af of doe je het opgaand?
Ja, ik lees van alles over het onderwerp, voor zover de tijd reikt. En het gaat hand in hand. Ik was bijvoorbeeld al met het schilderij Walden bezig toen ik erover ben gaan lezen. En dan niet alleen over de kolonie, maar ook in het werk van Van Eeden zelf. Ik heb wel een grote waardering voor Van Eeden als schrijver en dichter.
Misschien had hij bij zijn leest moeten blijven?
Ja, eigenlijk wel. Dat geldt trouwens ook voor mij. Ik ben politiek geëngageerd, sowieso betrokken bij veel dingen, maar op het moment dat ik me daar ook werkelijk mee zou gaan bemoeien, met de harde realiteit, dan zou het me teveel krachten kosten en dat gaat weer ten koste van mijn werk. Als ik me terugtrek in mijn eigen wereld, komt die betrokkenheid beter uit de voeten. En dan heeft het de beste functie. Ik probeer mijn inzicht te delen, via mijn werk.
Tot slot. Wat is voor jou het Gooi? Waar houdt het op en waar begint het? Hoe groot is het?Je vertelde dat je altijd dezelfde route fietst.
Mijn Gooi is heel klein. Tussen Huizen en Naarden tot aan Blaricum. Maar alles wat ik erover lees neem ik mee. Ik heb niet het hele Gooi nodig, in feite kan het nog kleiner. Ik fiets hetzelfde stuk, maar er zit wel variatie in. Het is zo mooi en zo afwisselend, ik hoef en wil er niet buitenom. Er gebeurt dankzij de weersomstandigheden zo veel, je kijkt nooit naar hetzelfde. Niet vanaf de tafelberg of naar het verharde fietspad, maar wat daartussenin gebeurt. Dat is interessant. Kijk naar Bantam. Ineens kwam er een hond voorbij draven en die zit in het schilderij. Waarom? Ik vond het een leuke hond.